Deze tentoonstelling belicht een bepaald pad van de Belgische kunst, van de realistische landschappen van het grote publiek en sfeervolle landschappen tot de fantastische maskers van James Ensor tot de surrealistische werelden van Paul Delvaux en René Magritte.
Naast deze grote namen zijn er onder de circa 40 tentoongestelde kunstenaars veel schilders die in Duitsland nauwelijks bekend zijn, zoals Eugène Laermans, Constant Permeke of Rik Wouters. De tentoonstelling behandelt deze kenmerkende vorm van Belgisch modernisme en volgt de ontwikkeling van de kunst van het midden van de 19e tot het midden van de 20e eeuw in tien hoofdstukken en plaatst deze werken in hun culturele en sociaal-historische context.
Künstlerdort Sint-Maetens-Laetem
Het verlangen naar authenticiteit en spiritualiteit en het zich terugtrekken uit de materiële wereld – België was rond de eeuwwisseling de vijfde geïndustrialiseerde natie ter wereld – moedigde ook de kunstenaars aan die zich vanaf 1898 in het dorp Sint-Martens-Latem bij Gent vestigden.
De eerste generatie van deze kunstenaarskolonie, onder wie George Minne als protagonisten, was meer symbolisch met religieuze thema’s en noemde middeleeuwse schilderijen Vlaamse primitieven. Al snel ontwikkelde Sint-Martens-Latem zich tot de kern van het expressionisme: werken van kunstenaars als Gustave De Smet, Frits Van den Berghe of Constant Permeke worden gekenmerkt door vereenvoudigde en gereduceerde vormentaal.
De monumentale figuren van boeren en vissers in Permekes versmolten met de artistieke grootsheid van de eenvoudige arbeiders en plattelandsbewoners van de 19e eeuw, terwijl Van den Berghe na de Eerste Wereldoorlog langzaam overging op het surrealisme met zijn fantastische afbeeldingen van figuur en vorm.
(Lees onderstaande afbeelding)
“Certified introvert. Devoted internet fanatic. Subtly charming troublemaker. Thinker.”