Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat het Belgische sluierverbod niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Dat was de uitspraak in een zaak die was aangespannen door twee vrouwen die de nikab-sluier wilden dragen, die alle delen van het lichaam bedekt behalve de ogen.
België verbood in 2011 het dragen van gedeeltelijke of volledige gezichtssluiers in het openbaar.
De rechtbank was het ermee eens dat het verbod tot doel heeft het concept van ‘samenleven’ en ‘bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ te garanderen.
De rechtbank kwam dinsdag tot een soortgelijk besluit in de zaak van een Belgische vrouw die een lokale verordening uit 2008 van drie Belgische gemeenten aanvocht die ook de sluier verbood.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens is een internationaal tribunaal opgericht in 1959 en beslist over verzoeken van individuen of landen die schendingen van de burgerrechten en politieke rechten beweren, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Lid van het Belgische parlement keurde het verbod in 2011 goed om veiligheidsredenen, zodat de politie mensen kan identificeren, hoewel sommigen ook beweren dat de hijab een symbool is van onderdrukking van vrouwen.
De laatste zaken die tegen België zijn ingediend, zijn ingediend door de Belgische staatsburger Samia Belcacemi, die in Schaarbeek woont, en de Marokkaanse Yamina Oussar, die in Luik woont.
Mevrouw Belcacemi verwijderde haar sluier uit angst dat ze een boete of gevangenisstraf zou krijgen, terwijl mevrouw Oussar ervoor koos om thuis te blijven, waardoor haar sociale leven werd beperkt, aldus de rechtbank.
In zijn uitspraak hield de rechtbank rekening met eerdere uitspraken in een soortgelijke zaak tegen Frankrijk over de implementatie van het sluierverbod.
Het verklaarde: “Het hof heeft geoordeeld dat de zorg voor het waarborgen van de eerbiediging van de minimale levensgaranties in de samenleving kan worden beschouwd als een onderdeel van de ‘bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’ en dat dergelijke verboden in principe gerechtvaardigd kunnen worden, uitsluitend voor zover ze worden gezocht om de voorwaarden voor ‘samenleven’ te garanderen.”
In de tweede zaak deed de rechtbank een soortgelijke uitspraak op een aanvraag ingediend door de Belgische staatsburger Fouzia Dakir tegen een verbod dat in 2008 door de gemeenten Pepinster, Dison en Verviers werd opgelegd.
Tegen het besluit kan binnen drie maanden beroep worden ingesteld bij de Hoge Raad.
In maart heeft het hoogste gerechtshof van Europa, Europees Hof van Justitie (HvJ)), oordeelde dat een verbod op de werkplek op het gebruik van “elk politiek, filosofisch of religieus teken” zoals de hijab niet noodzakelijkerwijs directe discriminatie inhoudt.
Het stelde echter dat het verbod gebaseerd moet zijn op de interne regels van het bedrijf, die vereisen dat alle werknemers zich “neutraal kleden”.
“Valt vaak naar beneden. Algemene tv-fan. Ongeneeslijke zombie-fan. Subtiel charmante probleemoplosser. Amateur-ontdekkingsreiziger.”